blues in boxes nr. 03/12
Anna van der Kruis, 27 maart 2014
Toneel.
Fragment 1. (zij)
Er racet een jongetje op een oranje fiets met zijwieltjes over het trottoir. Er is nergens leegte of laagbouw, er zijn overal huizen en in die huizen zitten ramen en daarachter wonen mensen. Al die mensen hebben een leven. En een verhaal. Hij, staat voor het raam. “Wat zie je?” vraag ik. “Het is zo grijs,” zegt hij. “Het is altijd grijs hier.” “Dat is niet waar,” zeg ik.
Fragment 2. (zij)
De volgende ochtend, lees ik in de zaterdagkrant een advertentie. Iemand is op zoek naar een ervaring om te delen in de regio midden Nederland. Ik reageer en maak een afspraak.
De man is tachtig. Het café waar ik hem ontmoet heeft drie krukken en zes tafels. Het meisje dat er werkt draait Johnny Cash. ‘Ring of Fire.’ Hij zit met zijn rug naar de bar en hij zegt dat zijn vrouw al drieëntwintig jaar dood is. Dat hij na haar overlijden een korte relatie heeft gehad met iemand die goed bij hem paste. Maar dat hij daar niet lang bij gebleven is. Hij voelde zich schuldig. En toen dat gevoel na anderhalf jaar niet wegging, maar sterker werd is hij ermee gestopt. “En nu ben ik op zoek naar een ervaring om te delen,” zegt hij. Ik zeg dat ik een relatie heb, dus dat ik niet met hem naar bed kan.
Fragment 3. (zij)
Als ik thuis kom zit hij op de bank. Ik kruip naast hem. Ik vertel hem over de man en zijn a4-tje. “Ik ben zo opgelucht,” zeg ik. “Omdat ik bang was dat ik hem helemaal geen ervaring kon geven. Niet eens een kleintje.”
Fragment 1. (hij)
Ik sta voor het raam. De buren kijken snooker, ze hebben een tv die groter is dan hun eettafel en die van ’s ochtends zeven tot ’s avonds één aanstaat. Onze directe buurvrouw laat haar honden uit. De één staat aan haar benen, de ander snuffelt aan de benen van een voorbijganger. Zij, komt tegen me aanstaan en vraagt wat ik zie. “Het is zo grijs,” zeg ik. “Het is altijd grijs hier.”
Fragment 2. (hij)
Ze moet eerder terug. Ik zet haar op het vliegtuig. Op het moment dat de wielen de startbaan loslaten gebeurt er iets. Het is alsof ik dan pas land. Alsof ik dan pas aankom. Ik zit aan een groene tafel met uitzicht op de startbaan en eet een bord met bloedworst. Naast mij staat een jongetje met zijn neus tegen het raam. De moeder doet haar slippers uit en trekt felgekleurde pumps aan.
Ik denk aan haar. Aan hoe ze met een stapel boeken in het vliegtuig zit. Aan het raam. Hoe ze uitkijkt over het vliegveld, over de stad.
Fragment 3. (hij)
De ochtend voor ik vertrek lees ik een korte mail op mijn telefoon. Het is een bericht van haar. ‘Baby,’ schrijft ze, ‘Het was mij niet eerder duidelijk hoe het is voor jou om terug thuis te komen op een plek waar je al zo lang niet meer leeft. Ik denk, dat je pas echt geland bent toen ik wegging. Voor je weer deze kant op komt, wil ik je laten weten hoe ik elke keer opnieuw getroffen ben door jouw ongemak en de manier waarop je dat ongemak, dat zo ontzettend bij je hoort, steeds opnieuw op jouw eigen manier, zo kalm en ook trefzeker overwint.’
blues in boxes nr. 03/12 ging in première op Festival Cement 2014.
Meer lezen? Laat hieronder een reactie achter, of schrijf een PM.